top of page

Schiep God de mens of schiep de mens God?


"Als de mens God heeft verzonnen dan moeten we teruggaan naar de schrijvers van de eerste boeken die de trend om de boeken te manipuleren gezet moeten hebben." 


Vanuit wetenschappelijke hoek is overtuigend bevestigd dat het Bijbelse verslag over de geschiedenis van de Joden klopt. Vele aanwijzingen - zoals plaatsnamen en archeologische vondsten - bewijzen dat de Joden onder andere ooit in Egypte leefden en daar weggeleid werden door plagen die Egypte teisterden. Ook dat ze daarna door de woestijn naar het beloofde land trokken. 

Natuurlijk probeert de wetenschap ook uit te leggen hoe al die "wonderen" niet noodzakelijk wonderen, maar natuurfenomenen zouden geweest zijn, maar hun argumenten zijn magertjes.


Dus de aardrijkskundige puzzel klopt, maar klopt dan ook de ‘juridische’ puzzel die zaken betreft zoals wetten en plichten die de Joden kregen etc. Laat ons dat eens even van naderbij bekijken.

De eerste vijf Bijbelboeken zijn geschreven door Mozes. Dus Mozes moet, om het zachtjes te zeggen, een serieuze agenda gehad hebben zoals men wel eens zegt: om de mensen te controleren, om een totaal nieuw godsbeeld te creëren, om de Joden wat discipline bij te brengen enzovoort.

Als je een dergelijke agenda hebt denk ik niet dat je ook nog alles zo gedetailleerd gaat formuleren. Lees je door die eerste vijf boeken, dan wordt er tot treurens toe op elk detail ingegaan, van namenlijsten tot plaatsnamen, over oorlogsdaden/-dagen tot rituelen en offers. Dat er zoveel details worden vermeld doet ons geloven dat het de verslaggevers om meer te doen was dan zomaar een controlesysteem te ontvouwen.


Maar nog onwaarschijnlijker is dat al de volgende schrijvers, in totaal zo'n 35, meestal onbekend met elkaar, dezelfde agenda zouden moeten hebben gehad. Dit is onwaarschijnlijk omdat er zich bovendien grote tijd-lapsen bevinden tussen deze schrijvers om het nog niet te hebben over alle sociale ladders waarvan ze vertegenwoordigers waren. Ze kenden bovendien vaak niet de geschriften van hun voorgangers of zeker niet nakomers omdat die veel later gebundeld zijn.

Dit dus wil zeggen dat al deze schrijvers met ieder hun eigen agenda afzonderlijk van elkaar één aaneensluitend verhaal geschreven hebben.


Vaak worden bisschoppen en kerkleiders ervan beschuldigd in de eerste eeuwen na Christus met de toen bestaande geschriften gesjoemeld te hebben om zo hun willetje op te leggen, maar dat zou dan tegen de later en eerder opgegraven eeuwenoude geschriften ingaan, geschriften die vandaag allemaal te controleren zijn.

Hetgeen zij wèl konden doen - en ook deden - is afwegen en bepalen welke geschriften authenthiek waren en dus geschikt om in de Bijbel terecht te komen, iets wat heel zorgvuldig is gedaan.


Ik zou nog kunnen ingaan op de vraag waarom God wèl de mens geschapen heeft, maar ik ben me ervan bewust dat dit voor een groot deel zou overeenkomen met wat het ander artikel over geloof op deze site er al over zegt.

De financiering van onderzoek hangt sterk samen met bestaande denkkaders. Calls (uitnodigingen om onderzoek te doen op basis van een budget dat wordt toegekend aan de beste inschrijvingen), budgetten voor door anderen gedefinieerde onderzoeksvragen, bepalen vooraf de onderzoeksrichtingen. Ze bieden weinig ruimte voor afwijkende of originele ideeën van onderzoekers.

Een hoogleraar noemt met publiek geld gefinancierd onderzoek risicomijdend: “Onderzoekers zoeken vooral bevestiging voor hun eigen hypothesen en vinden niets onverwachts.”

Een collega hoogleraar bevestigt die gedachte: “Vernieuwend onderzoek wordt als te risicovol gezien en daarom niet gehonoreerd. Calls richten zich op het bevestigen van bestaande kennis.” Dit leidt volgens een andere onderzoeker tot een “afvinkmentaliteit” die grote, baanbrekende ontwikkelingen remt. Publieke financiering uit overheidsmiddelen blijkt niet per se vrijer dan privaat, door commercieel belanghebbende partijen, gefinancierd onderzoek, omdat onderzoekers zich bij beide financieringsbronnen aanpassen aan vooraf vastgestelde kaders en verwachtingen. 

Weer een andere hoogleraar en een onderzoeker aan een hogeschool wijzen erop dat bedrijven formeler en efficiënter te werk gaan omdat ze bewuster met geld en contracten omgaan dan de overheid. Dat verschil veroorzaakt wel meer rigiditeit en vernauwt de vraagstelling van privaat gefinancierd onderzoek.

Een universitair en een hogeschool onderzoeker benadrukken dat persoonlijke subsidies, zoals het Veni Vidi Vici-programma, wél vrij baan biedt voor onderzoek op basis van eigen ideeën. Omdat er weinig geld voor beschikbaar is, is het echter vechten om die kleine pot met vrij te besteden middelen. Vernieuwende ideeën zijn er dan ook nauwelijks mee geholpen. 

Selectieve publicatiepraktijken

Publicatiedruk en -praktijken vormen eveneens een cruciale factor in het bepalen van welk onderzoek überhaupt kan plaatsvinden. Een onderzoeker voor een commercieel bedrijf zegt dat wetenschappelijke bladen artikelen van wisselende kwaliteit accepteren omdat ze pagina's moeten vullen, wat leidt tot een vervaging van kwaliteitsnormen: “Er wordt te weinig gemonitord wat onderzoek werkelijk toevoegt en wat de reproduceerbaarheid ervan is.” Dit creëert een situatie waarin wetenschappers hun positieve resultaten overdrijven en negatieve resultaten negeren, waardoor de body of knowledge sterk wordt beïnvloed door selectieve publicatiepraktijken en vertekeningen. Dit leidt tot een gebrekkige representatie van wat werkelijk bekend is.

Ook kennis die verkregen is door wetenschappelijk onderzoek is een mening, zij het op basis van systematisch verkregen data

Ook een universitair hoofddocent noemt dit probleem: “Onderzoekers passen hun hypothesen achteraf aan resultaten aan, waardoor veel false positives ontstaan die niet te repliceren zijn.” Dit voedt een onbetrouwbare kennisbasis.

Daarnaast benadrukt een hoogleraar dat fundamentele vragen, bijvoorbeeld over mechanismen achter voedingsinterventies, nauwelijks aan bod komen omdat bedrijven alleen uitkomsten willen en weinig interesse tonen in fundamentele kennisontwikkeling. Hierdoor blijft noodzakelijk onderzoek naar diepere mechanismen achterwege.

Een universitair onderzoeker met de nodige vernieuwende gedachten benoemt een belangrijke systemische beperking: “Wetenschappers gaan achter onderwerpen aan waar geld zit en blijven daar hangen omdat ze bang zijn dat eigen onderwerpen te risicovol zijn.” Dit remt innovatie.

Volgens een universitair onderzoeker vullen vooronderstellingen en rationaliteit elkaar vaak onbewust aan, waardoor tunnelvisies ontstaat. “We bevestigen onze eigen vooroordelen,” zegt hij. Dat creëert methodologische beperkingen en belemmert vernieuwende ideeën.
Een hoogleraar legt uit dat bedrijven niet geïnteresseerd zijn in mechanismen achter resultaten, maar enkel in uitkomsten die direct relevant zijn voor productontwikkeling. Hierdoor blijven fundamentele inzichten structureel onbelicht, met als gevolg dat het wetenschap beperkt blijft tot toepassingen.

Wat betreft de publicatiepraktijken merkt een hoogleraar op dat onderzoekers vooral empirische data genereren die correlaties bevestigen, maar daarbij diepere oorzaak-gevolg relaties missen: “Data driven a-theoretische inzichten zijn makkelijker te bereiken, terwijl waardering voor theoretische reflecties achterblijft. Dit creëert een disbalans.” Hij roept op tot een integratie van detailinzichten en deugdelijke interpretaties.

Drie hoogleraren wijzen op de noodzaak om fundamentele kennis te actualiseren en te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan de NEVO-tabellen die de voedingswaarde van levensmiddelen ijken. Door beperkte financieringsmogelijkheden blijken zulke belangrijke basisonderzoeken achterwege te blijven.

Biases

Uit de gesprekken kwamen verschillende vormen van bias - een inhoudelijke vooringenomenheid ten aanzien van of bepalende conditie voor onderzoek - naar voren. Volgens de geïnterviewde voedingswetenschappers zijn ze bepalend voor het onderzoeksproces en de uiteindelijke vorming van kennis.

 Hieronder volgt een typering van de meest gesignaleerde biases.

Financieringsbias
De geïnterviewden wijzen erop dat de financiering van onderzoek heel bepalend is voor welke onderzoeksvragen gesteld worden en welke hypothesen onderzocht kunnen worden. Publiek gefinancierd onderzoek is risicomijdend en richt zich vooral op bevestiging van bestaande hypothesen. Privaat gefinancierd onderzoek richt zich op korte termijn relevantie en commerciële bruikbaarheid, waardoor fundamentele kennis onderbelicht blijft.

Publicatiebias 
Volgens een aantal geïnterviewden worden vooral positieve resultaten gepubliceerd. Negatieve resultaten blijven in de la, terwijl ze mogelijk zelfs belangrijkere kennis opleveren als een geslaagd onderzoek dat een bias bevestigt. Dit leidt tot een scheef beeld van de werkelijkheid en een verstoring van de wetenschappelijke kennisbasis.  Private financiering is vooral gericht op voorspelbare, positieve uitkomsten.

Selectiebias  
Onderzoekers vergelijken niet zelden appels met peren door onzorgvuldig om te gaan met selectiecriteria. Dit leidt tot vertekende resultaten en conclusies die moeilijk reproduceerbaar zijn.

Confirmation bias
Een groot aantal hoogleraren en onderzoekers zegt dat wetenschappelijk onderzoek zich bij voorkeur richt op het realiseren van resultaten zoeken die hun bestaande opvattingen bevestigen. Volgens een prominente hoogleraar zoeken onderzoekers naar bevestiging van eigen hypothesen omdat financiering en erkenning daarop gericht zijn.

Tunnelvisie en paradigma-bias  
Volgens een aantal onderzoekers en hoogleraren creëren wetenschappers vaak onbewust een beperkte focus door vast te houden aan bestaande paradigma's en methodologische voorkeuren. Eén van hen merkt nadrukkelijk op dat het paradigma waarin wetenschappers opereren een lens vormt waardoor ze slechts vanuit een beperkt aantal perspectieven kijken, terwijl bredere, kritische reflectie ontbreekt.

P-hacking en statistische bias  
Verschillende onderzoekers benoemen expliciet het fenomeen van 'p-hacking', waarbij onderzoekers data zodanig manipuleren tot er significante resultaten gevonden worden. Dit leidt tot misleidende uitkomsten die vooral gericht zijn op publiceerbaarheid in plaats van wetenschappelijke betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid.

Bias door trends en hypes  
Trends en hypes bepalen grotendeels wie onderzoeksgeld krijgt en welke vragen worden gesteld. Een hoogleraar wijst erop dat onderzoekers vaak achter hypes aanlopen, waardoor zij reactief en oppervlakkig onderzoek doen dat snel irrelevant wordt.

Competitiebias en strategische bias  
Twee universitaire onderzoekers noemen de bias die ontstaat doordat onderzoekers hun onderwerpen kiezen op basis van de beschikbaarheid van financiering en competitie om middelen. Daardoor wordt innovatie beperkt en krijgt vooral onderzoek dat veilig binnen bestaande denkpatronen past financiering.

Rol van wetenschappelijke bladen

Volgens kritische en door de wol geverfde onderzoekers en hoogleraren treden wetenschappelijke tijdschriften niet voldoende op tegen de teloorgang van de autoriteit van de wetenschap om een vijftal redenen.

1. Publicatiedruk en commerciële belangen
Wetenschappelijke tijdschriften zouden de teloorgang van de autoriteit van de wetenschap onvoldoende tegen gaan omdat wetenschappelijke tijdschriften gebonden zijn aan een commercieel model. Ze publiceren om te bestaan en zijn vooral gericht op hun verdienmodel. Dat leidt tot een focus op kwantiteit boven kwaliteit. Omdat tijdschriften hun pagina’s moeten vullen, accepteren zij artikelen van uiteenlopende kwaliteit. Hierdoor verliezen ze hun kritische rol en laten ze artikelen toe die onvoldoende bijdragen aan degelijke kennisontwikkeling.

2. Prestige en impact-factor 
Het beoordelingssysteem binnen de wetenschap is sterk gericht op meetpunten zoals impactfactoren en citaten. Tijdschriften streven naar een hoge impact-factor en kiezen daardoor eerder voor opvallende, mediagenieke resultaten die makkelijk citaten opleveren, zelfs als deze resultaten minder betrouwbaar of reproduceerbaar blijken te zijn. De publicitaire of commerciële belangen van de uitgeverijen van de wetenschappelijke tijdschriftenkwaliteitscontrole komen daarmee op het eerste plan.

3. Eliminatie van negatieve uitkomsten  
Een onderzoeker vanuit het bedrijfsleven benoemt specifiek het probleem van publicatiebias: tijdschriften publiceren bij voorkeur positieve, opmerkelijke of verrassende resultaten omdat die meer lezers trekken en vaker worden geciteerd. Negatieve of ‘saaie’ resultaten, hoewel wetenschappelijk vaak net zo relevant, krijgen nauwelijks aandacht. Dit veroorzaakt een onevenwichtige representatie van kennis en laat tijdschriften (onbedoeld) een vertekenend beeld van wetenschappelijke consensus creëren.

4. Economische belangen van uitgevers

Wetenschappelijke tijdschriften zijn vaak eigendom van commerciële uitgeverijen die financiële belangen hebben. Hun primaire doelstelling is niet noodzakelijk het waarborgen van wetenschappelijke integriteit of kennisontwikkeling, maar eerder winstmaximalisatie. Kritische, complexe of negatieve resultaten zijn commercieel onvoldoende aantrekkelijk, zodat tijdschriften hun poortwachtersfunctie gemakkelijk laten varen.

5. Gebrek aan effectieve kwaliteitsmonitoring en transparantie

Het zou ontbreken aan voldoende monitoring en controle op publicatiepraktijken, waardoor er weinig prikkels zijn voor uitgevers om hun werkwijze aan te passen. Peer reviewers hebben in te veel gevallen niet altijd voldoende expertise om artikelen goed te beoordelen. Tijdschriften zouden niet optreden tegen de afname van wetenschappelijke autoriteit, omdat ze gevangen zitten in een systeem waarin kwantiteit, financiële belangen, impactfactoren en eenzijdige, mediagenieke resultaten leidend zijn geworden, ten koste van diepere wetenschappelijke integriteit en kennisontwikkeling.

Het bovenstaande laat zien wat iedere gebruiker van kennis hoort te weten: ook kennis die verkregen is door wetenschappelijk onderzoek is een mening, zij het op basis van systematisch verkregen data. Daar is niets mis mee, omdat alle kennis begint bij een gedachte die wetenschap wordt door er systematisch onderzoek naar te doen. Fout gaat het als de kennis die daaruit resulteert niet kritisch wordt getoetst: welke vertekeningen kunnen er door biases in zijn geslopen? 

De onderzoekers die meewerkten aan het onderzoek verdienen grote waardering door het inkijkje dat zij hebben gegeven in het de praktijk van het wetenschappelijk bedrijf. Het is weinig waarschijnlijk dat hun praktijk verschilt van die in andere disciplines. 

bottom of page