top of page

Geloof is wetenschap

Ik ben geen wetenschapper, maar wel geïnteresseerd in wetenschap, vooral omwille van mijn geloof: ik ben Christen en daarom wil ik de waarheid kennen. 

Het is mijn mening dat iemand maar recht in zijn schoenen kan staan als hij/zij open-minded is en ook andere geloofsovertuigingen en wetenschappelijke bevindingen onderzoekt. 

Anders zou het nogal hypocriet zijn om te zeggen dat je de waarheid wilt kennen en volgen.


Dat is waarom als ik in de kranten kijk ik altijd ook een keer het wetenschappelijke katern bekijk, of dat ik als ik een magazine als Eos of zo tegenkom dat ik dat altijd eens nieuwsgierig bekijk. 

Dat betekent ook dat ik niet alleen wetenschap onderzoek maar ook andere overtuigingen zoals Islam of Boeddhisme. Ik zou zelfs zeggen dat Christenen die niet weten wat en waarom ze in Christus geloven toch wel iets fundamenteel belangrijks over het hoofd zien.


  Pseudo wetenschap,

      rand wetenschap

          en echte wetenschap


De titel boven het artikel luidt: “Geloof is wetenschap” maar is misschien wel wat gedurfd. 

Misschien zou een het beter zijn een titel te gebruiken als: ‘Geloof kan wetenschap zijn’ of ‘Wetenschap kan geloof zijn’.

Laat me om te beginnen enkele begrippen uitleggen. 

Iedereen heeft een alledaags geloof gaande van dat je dokter gediplomeerd is om zijn beroep uit te oefenen, over geloven dat het etiket op het conservenblik ook de werkelijkheid reflecteert, tot geloven dat een God al of niet bestaat en schept of nog, dat er al dan niet eeuwig leven is.


Niemand kan 100% zeker zijn dat zijn geloof correct is dus wie niet onverschillig is zoekt naar het meest waarschijnlijke. Er zijn geen feitelijke zekerheden want alles blijft onderhevig aan kritische overweging.

Ten tweede, mijn woordenboek zegt over wetenschap: “Het is het systematisch geheel van weten en regels, wetten, hypothesen en systemen dat kan lijden tot meer kennis.”

Wetenschap kan ingedeeld worden in twee groepen:

- pseudo wetenschap, randwetenschap en echte wetenschap

- technische en historische wetenschap


Technische wetenschap is de wetenschap die zich bezighoudt met de exacte wetenschap, de wetenschap die gemeten kan worden of met experimenten aangetoond kan worden, maar die ook steeds opnieuw ter discussie gesteld kan worden als er nieuwe ideeën of ontdekkingen plaats vinden. 

Historische wetenschap houdt zich bezig met het proberen te bewijzen wat er in het – al dan niet verre - verleden gebeurd is, iets wat vaak nog moeilijker te bewijzen of te onderzoeken is.

Echte wetenschap is de wetenschap die al bewezen lijkt, randwetenschap is de wetenschap waarvan men uitgaat dat die weldra bewezen wordt en pseudo wetenschap is niet echt wetenschap maar het doet zich wel voor als wetenschap.

Goed dus, als we nu over evolutie praten ben ik ervan overtuigd dat het grootste gedeelte van de argumentatie daar rond randwetenschap is, nog een groot deel pseudo wetenschap en misschien een klein beetje echte wetenschap, maar oordeel zelf als we hierover verder gaan.


Het is dikwijls het verschil tussen objectiviteit en subjectiviteit die ons naar de waarheid leidt. 

Maar zowel bij wetenschap als bij geloofsovertuigingen is dit vaak moeilijk te onderscheiden, we komen daarop terug.

Even voor de duidelijkheid: als we over evolutie spreken bedoel ik macro-evolutie wat betekent dat soorten zich zouden ontwikkelen in andere soorten, dus niet micro-evolutie die spreekt over eventuele kleine evoluties binnen een soort.


In het algemeen gaan mensen ervan uit dat theologie de religie bevestigt en dat wetenschap evolutie bevestigt. 

Ons doel hier is aan te tonen dat dat niet noodzakelijk het geval is. 

Als men over geloof(overtuiging) spreekt, welke dan ook, zijn er drie manieren om het te beoordelen: rationeel(objectief), emotioneel(subjectief) of door logica(beetje van beide). Alhoewel het zijn waarde heeft zullen academici of wetenschappers het emotionele niet erg waarderen, daarom zullen we dat overslaan. 

Ik neem aan dat logica voor het grootste gedeelte wel gewaardeerd wordt, dus wil ik het daar in het kort over hebben.


Nu erg gemakkelijk: wat is logisch voor u? Er is een God die wonderen kan doen met de welgekende gevolgen, verwijzende naar de bijbel waarin de verhalen en verslagen van vroeger en recent staan opgeschreven, en waarop wij nu als christenen verder bouwen.

De evolutionaire stelling is dat altijd bestaande gassen op een moment explodeerden met als eindresultaat een geordend heelal met al zijn complexe systemen, gevolgd door een spontane ontwikkeling van een atmosfeer met de gekende elektrisch magnetisch spectrum van de zeven verschillende golven en stralen: gamma stralen, rx-stralen, ultraviolet, lichtstralen, infrarood, micro golven en radio frequenties en laat ons ook denken aan het grote gamma aan mineralen in de aardkorst zoals metalen, kool, olie, edelstenen,…

Leven zou dan voortkomen uit dood materiaal, cellen die zich spontaan gaan ontwikkelen naar hogere complexere organismen met ogen, reukorganen, gehoororganen… zonder dat dat organisme zou kunnen weten dat er iets te zien, te horen of te ruiken valt. 

Bovendien wordt er daarbij verondersteld dat er dan bestaande soorten zich gaan ontwikkelen in andere soorten, tot we tot de dag vandaag komen? Helemaal willekeurig? Toeval? Terwijl deze wereld, of zelfs het kleinste orgaan erop, zo onvoorstelbaar complex is? Of zit er toch meer achter? 

Ik bedoel: voor welk van beide heb je het grootste geloof of verstand nodig? Wat is het meest logische als je dit in rekening brengt? Evolutie of schepping?


Een goed voorbeeld van ontbrekende logica bij het evolutiedenken vormen de ‘missing links’. 

Wetenschappers zoeken zich suf naar tussenvormen tussen soorten maar degelijke voorbeelden daarvan vinden ze niet terwijl als evolutie waar moest zijn zouden ze daarvan miljoenen fossielen of beenderen in overgangsfasen moeten vinden. 

Of beter gezegd: als evolutie waar zou zijn zouden er geen pure vormen meer zijn, maar alleen vormen in overgang, maar ik zie ze niet, ik zie nog geen half-mens/half-aap bijvoorbeeld of een koe-paard. 

Die enkelen voorbeelden die toch zouden gevonden zijn draaien uit op gemanipuleerde vondsten of toch een pure, nog niet bekende, soort die echter wel als soort compleet af is en niet verder verandert.

Dit zijn slechts twee voorbeelden van logica die misschien van waarde zijn voor u, maar nu komen we bij de echte/praktische of objectieve wetenschap.


Een greep uit de argumenten hierbij:

Wonderen: Misschien komen ze in België niet zoveel voor of blijven ze voor het grootste gedeelte onder de radar. 

De bijbel zegt: “Jezus kon niet veel wonderen doen in zijn thuisdorp omwille van hun ongeloof.” 

We zouden kunnen veronderstellen dat die regel bij ons en in onze tijd gelijkaardig is, maar toch gebeuren ze wel, die wonderen. 

Terwijl het dikwijls subjectief is zijn er wel degelijk gevallen bekend waar bij op opeenvolgende scans onverklaarbare verschillen te zien zijn. En er zijn blinden die wel genazen of verlamden die daarna wandelden door middel van gebed = wonderen.

Maar critici blijven dikwijls kritisch ongeacht wat er gebeurt.


Evolutie gaat in tegen de eerste wet van Thermodynamica die zegt dat het hele volume van energie onveranderd blijft, maar dat de bruikbaarheid en voorziening altijd afnemen wat betekent dat als er iets (op aarde of in het universum) op zichzelf gelaten wordt (zonder intellectuele tussenkomst) het altijd vervalt en uiteindelijk uit elkaar valt.

Enkele voorbeelden over subjectiviteit in de wetenschap:

- Meettechnieken die de leeftijd bepalen: er zijn er meerderen en ze geven vaak erg verschillende resultaten. 

Ze zijn ook niet bewezen accuraat te zijn.

Bekijk bijvoorbeeld de carbonvezeltechniek waarbij de hoeveelheid carbonvezels in materialen wordt berekend om daarmee de ouderdom ervan te bepalen. 

Die techniek gaat ervan uit dat de carbon nul is in het begin, dat ze altijd op gelijke snelheid toeneemt en dat er geen externe invloeden zijn die de hoeveelheid beïnvloeden, terwijl dat niet altijd noodzakelijk het geval is.


Als ik door wetenschappelijke artikels lees merk ik vaak tegenstellingen. Om een eenvoudig voorbeeld te geven: de ijskappen op de polen zouden volgens sommigen over twintig jaar verdwenen zijn, anderen zeggen over 100 tot 200 jaar. Hetzelfde met het bepalen van de ouderdom van de aarde. Sommigen spreken over een paar miljoen jaren, anderen over een paar miljard jaren.

Vraag aan twee wetenschappers om u over één onderwerp de tegenovergestelde conclusie te bewijzen en ze zullen dat waarschijnlijk wel voor je willen doen en zelfs kunnen doen. 

Waarom? Omdat ze alleen naar aanwijzingen gaan zoeken die de aangegeven hypothese zal aantonen. 

Ze weten dikwijls op voorhand al wat ze willen bewijzen terwijl dat natuurlijk niet de juiste manier van werken is.

Natuurlijk is er in religie ook veel subjectiviteit.


Andere overtuigende argumenten tegen de (macro) evolutietheorie of oude leeftijd van de aarde en galaxieën zijn bijvoorbeeld:

Het magnetische veld dat de aarde bedekt, waarvan is aangetoond dat het afneemt en dat het bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Als we die miljoenen jaren zouden terug rekenen, dan zou de hitte die het zou genereren het onmogelijk maken om leven op de aarde mogelijk te maken.

Hetzelfde voor de zon die ook afneemt of opbrandt. Als we al die jaren zouden terug rekenen zou de zon zo dicht bij de aarde staan dat het leven op aarde onmogelijk zou zijn.

Ook het eerste ruimteschip dat op de maan landde had een zeer breed landingsgestel om niet in het ruimtestof weg te zinken. Er was aangetoond dat ruimtestof aan een constante snelheid neervalt op alle planeten. 

Ze namen aan dat er zich na zoveel jaren toch wel enkele meters ruimtestof op de maan zouden bevinden, wat uiteindelijk slechts enkele cm’s bleek te zijn. Wat er op wijst dat onze galaxie nog vrij jong is.

Wetenschappers hebben aanwijzingen dat er in de originele atmosfeer zuurstof aanwezig was, wat een biologische kettingreactie (nodig voor de ontwikkeling van de eerste cel) onmogelijk maakt.


Dit zijn slechts een handvol wetenschappelijke argumenten tegen evolutie, die het meer plausibel maken dat geloof meer aanvaardbaar is dan evolutie dat zou zijn. Zo zie je dat wetenschap niet noodzakelijk in dienst staat van de evolutie, maar dat ze ook geloof kan aantonen.

Christen-wetenschappers kunnen nog veel meer argumenten aanhalen om evolutie te ontkrachten. Maar geloof zal geloof blijven, als het bewezen zou worden is het geen geloof meer en dan zou God zijn doel gemist hebben en zal dan ook nooit gebeuren.

De financiering van onderzoek hangt sterk samen met bestaande denkkaders. Calls (uitnodigingen om onderzoek te doen op basis van een budget dat wordt toegekend aan de beste inschrijvingen), budgetten voor door anderen gedefinieerde onderzoeksvragen, bepalen vooraf de onderzoeksrichtingen. Ze bieden weinig ruimte voor afwijkende of originele ideeën van onderzoekers.

Een hoogleraar noemt met publiek geld gefinancierd onderzoek risicomijdend: “Onderzoekers zoeken vooral bevestiging voor hun eigen hypothesen en vinden niets onverwachts.”

Een collega hoogleraar bevestigt die gedachte: “Vernieuwend onderzoek wordt als te risicovol gezien en daarom niet gehonoreerd. Calls richten zich op het bevestigen van bestaande kennis.” Dit leidt volgens een andere onderzoeker tot een “afvinkmentaliteit” die grote, baanbrekende ontwikkelingen remt. Publieke financiering uit overheidsmiddelen blijkt niet per se vrijer dan privaat, door commercieel belanghebbende partijen, gefinancierd onderzoek, omdat onderzoekers zich bij beide financieringsbronnen aanpassen aan vooraf vastgestelde kaders en verwachtingen. 

Weer een andere hoogleraar en een onderzoeker aan een hogeschool wijzen erop dat bedrijven formeler en efficiënter te werk gaan omdat ze bewuster met geld en contracten omgaan dan de overheid. Dat verschil veroorzaakt wel meer rigiditeit en vernauwt de vraagstelling van privaat gefinancierd onderzoek.

Een universitair en een hogeschool onderzoeker benadrukken dat persoonlijke subsidies, zoals het Veni Vidi Vici-programma, wél vrij baan biedt voor onderzoek op basis van eigen ideeën. Omdat er weinig geld voor beschikbaar is, is het echter vechten om die kleine pot met vrij te besteden middelen. Vernieuwende ideeën zijn er dan ook nauwelijks mee geholpen. 

Selectieve publicatiepraktijken

Publicatiedruk en -praktijken vormen eveneens een cruciale factor in het bepalen van welk onderzoek überhaupt kan plaatsvinden. Een onderzoeker voor een commercieel bedrijf zegt dat wetenschappelijke bladen artikelen van wisselende kwaliteit accepteren omdat ze pagina's moeten vullen, wat leidt tot een vervaging van kwaliteitsnormen: “Er wordt te weinig gemonitord wat onderzoek werkelijk toevoegt en wat de reproduceerbaarheid ervan is.” Dit creëert een situatie waarin wetenschappers hun positieve resultaten overdrijven en negatieve resultaten negeren, waardoor de body of knowledge sterk wordt beïnvloed door selectieve publicatiepraktijken en vertekeningen. Dit leidt tot een gebrekkige representatie van wat werkelijk bekend is.

Ook kennis die verkregen is door wetenschappelijk onderzoek is een mening, zij het op basis van systematisch verkregen data

Ook een universitair hoofddocent noemt dit probleem: “Onderzoekers passen hun hypothesen achteraf aan resultaten aan, waardoor veel false positives ontstaan die niet te repliceren zijn.” Dit voedt een onbetrouwbare kennisbasis.

Daarnaast benadrukt een hoogleraar dat fundamentele vragen, bijvoorbeeld over mechanismen achter voedingsinterventies, nauwelijks aan bod komen omdat bedrijven alleen uitkomsten willen en weinig interesse tonen in fundamentele kennisontwikkeling. Hierdoor blijft noodzakelijk onderzoek naar diepere mechanismen achterwege.

Een universitair onderzoeker met de nodige vernieuwende gedachten benoemt een belangrijke systemische beperking: “Wetenschappers gaan achter onderwerpen aan waar geld zit en blijven daar hangen omdat ze bang zijn dat eigen onderwerpen te risicovol zijn.” Dit remt innovatie.

Volgens een universitair onderzoeker vullen vooronderstellingen en rationaliteit elkaar vaak onbewust aan, waardoor tunnelvisies ontstaat. “We bevestigen onze eigen vooroordelen,” zegt hij. Dat creëert methodologische beperkingen en belemmert vernieuwende ideeën.
Een hoogleraar legt uit dat bedrijven niet geïnteresseerd zijn in mechanismen achter resultaten, maar enkel in uitkomsten die direct relevant zijn voor productontwikkeling. Hierdoor blijven fundamentele inzichten structureel onbelicht, met als gevolg dat het wetenschap beperkt blijft tot toepassingen.

Wat betreft de publicatiepraktijken merkt een hoogleraar op dat onderzoekers vooral empirische data genereren die correlaties bevestigen, maar daarbij diepere oorzaak-gevolg relaties missen: “Data driven a-theoretische inzichten zijn makkelijker te bereiken, terwijl waardering voor theoretische reflecties achterblijft. Dit creëert een disbalans.” Hij roept op tot een integratie van detailinzichten en deugdelijke interpretaties.

Drie hoogleraren wijzen op de noodzaak om fundamentele kennis te actualiseren en te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan de NEVO-tabellen die de voedingswaarde van levensmiddelen ijken. Door beperkte financieringsmogelijkheden blijken zulke belangrijke basisonderzoeken achterwege te blijven.

Biases

Uit de gesprekken kwamen verschillende vormen van bias - een inhoudelijke vooringenomenheid ten aanzien van of bepalende conditie voor onderzoek - naar voren. Volgens de geïnterviewde voedingswetenschappers zijn ze bepalend voor het onderzoeksproces en de uiteindelijke vorming van kennis.

 Hieronder volgt een typering van de meest gesignaleerde biases.

Financieringsbias
De geïnterviewden wijzen erop dat de financiering van onderzoek heel bepalend is voor welke onderzoeksvragen gesteld worden en welke hypothesen onderzocht kunnen worden. Publiek gefinancierd onderzoek is risicomijdend en richt zich vooral op bevestiging van bestaande hypothesen. Privaat gefinancierd onderzoek richt zich op korte termijn relevantie en commerciële bruikbaarheid, waardoor fundamentele kennis onderbelicht blijft.

Publicatiebias 
Volgens een aantal geïnterviewden worden vooral positieve resultaten gepubliceerd. Negatieve resultaten blijven in de la, terwijl ze mogelijk zelfs belangrijkere kennis opleveren als een geslaagd onderzoek dat een bias bevestigt. Dit leidt tot een scheef beeld van de werkelijkheid en een verstoring van de wetenschappelijke kennisbasis.  Private financiering is vooral gericht op voorspelbare, positieve uitkomsten.

Selectiebias  
Onderzoekers vergelijken niet zelden appels met peren door onzorgvuldig om te gaan met selectiecriteria. Dit leidt tot vertekende resultaten en conclusies die moeilijk reproduceerbaar zijn.

Confirmation bias
Een groot aantal hoogleraren en onderzoekers zegt dat wetenschappelijk onderzoek zich bij voorkeur richt op het realiseren van resultaten zoeken die hun bestaande opvattingen bevestigen. Volgens een prominente hoogleraar zoeken onderzoekers naar bevestiging van eigen hypothesen omdat financiering en erkenning daarop gericht zijn.

Tunnelvisie en paradigma-bias  
Volgens een aantal onderzoekers en hoogleraren creëren wetenschappers vaak onbewust een beperkte focus door vast te houden aan bestaande paradigma's en methodologische voorkeuren. Eén van hen merkt nadrukkelijk op dat het paradigma waarin wetenschappers opereren een lens vormt waardoor ze slechts vanuit een beperkt aantal perspectieven kijken, terwijl bredere, kritische reflectie ontbreekt.

P-hacking en statistische bias  
Verschillende onderzoekers benoemen expliciet het fenomeen van 'p-hacking', waarbij onderzoekers data zodanig manipuleren tot er significante resultaten gevonden worden. Dit leidt tot misleidende uitkomsten die vooral gericht zijn op publiceerbaarheid in plaats van wetenschappelijke betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid.

Bias door trends en hypes  
Trends en hypes bepalen grotendeels wie onderzoeksgeld krijgt en welke vragen worden gesteld. Een hoogleraar wijst erop dat onderzoekers vaak achter hypes aanlopen, waardoor zij reactief en oppervlakkig onderzoek doen dat snel irrelevant wordt.

Competitiebias en strategische bias  
Twee universitaire onderzoekers noemen de bias die ontstaat doordat onderzoekers hun onderwerpen kiezen op basis van de beschikbaarheid van financiering en competitie om middelen. Daardoor wordt innovatie beperkt en krijgt vooral onderzoek dat veilig binnen bestaande denkpatronen past financiering.

Rol van wetenschappelijke bladen

Volgens kritische en door de wol geverfde onderzoekers en hoogleraren treden wetenschappelijke tijdschriften niet voldoende op tegen de teloorgang van de autoriteit van de wetenschap om een vijftal redenen.

1. Publicatiedruk en commerciële belangen
Wetenschappelijke tijdschriften zouden de teloorgang van de autoriteit van de wetenschap onvoldoende tegen gaan omdat wetenschappelijke tijdschriften gebonden zijn aan een commercieel model. Ze publiceren om te bestaan en zijn vooral gericht op hun verdienmodel. Dat leidt tot een focus op kwantiteit boven kwaliteit. Omdat tijdschriften hun pagina’s moeten vullen, accepteren zij artikelen van uiteenlopende kwaliteit. Hierdoor verliezen ze hun kritische rol en laten ze artikelen toe die onvoldoende bijdragen aan degelijke kennisontwikkeling.

2. Prestige en impact-factor 
Het beoordelingssysteem binnen de wetenschap is sterk gericht op meetpunten zoals impactfactoren en citaten. Tijdschriften streven naar een hoge impact-factor en kiezen daardoor eerder voor opvallende, mediagenieke resultaten die makkelijk citaten opleveren, zelfs als deze resultaten minder betrouwbaar of reproduceerbaar blijken te zijn. De publicitaire of commerciële belangen van de uitgeverijen van de wetenschappelijke tijdschriftenkwaliteitscontrole komen daarmee op het eerste plan.

3. Eliminatie van negatieve uitkomsten  
Een onderzoeker vanuit het bedrijfsleven benoemt specifiek het probleem van publicatiebias: tijdschriften publiceren bij voorkeur positieve, opmerkelijke of verrassende resultaten omdat die meer lezers trekken en vaker worden geciteerd. Negatieve of ‘saaie’ resultaten, hoewel wetenschappelijk vaak net zo relevant, krijgen nauwelijks aandacht. Dit veroorzaakt een onevenwichtige representatie van kennis en laat tijdschriften (onbedoeld) een vertekenend beeld van wetenschappelijke consensus creëren.

4. Economische belangen van uitgevers

Wetenschappelijke tijdschriften zijn vaak eigendom van commerciële uitgeverijen die financiële belangen hebben. Hun primaire doelstelling is niet noodzakelijk het waarborgen van wetenschappelijke integriteit of kennisontwikkeling, maar eerder winstmaximalisatie. Kritische, complexe of negatieve resultaten zijn commercieel onvoldoende aantrekkelijk, zodat tijdschriften hun poortwachtersfunctie gemakkelijk laten varen.

5. Gebrek aan effectieve kwaliteitsmonitoring en transparantie

Het zou ontbreken aan voldoende monitoring en controle op publicatiepraktijken, waardoor er weinig prikkels zijn voor uitgevers om hun werkwijze aan te passen. Peer reviewers hebben in te veel gevallen niet altijd voldoende expertise om artikelen goed te beoordelen. Tijdschriften zouden niet optreden tegen de afname van wetenschappelijke autoriteit, omdat ze gevangen zitten in een systeem waarin kwantiteit, financiële belangen, impactfactoren en eenzijdige, mediagenieke resultaten leidend zijn geworden, ten koste van diepere wetenschappelijke integriteit en kennisontwikkeling.

Het bovenstaande laat zien wat iedere gebruiker van kennis hoort te weten: ook kennis die verkregen is door wetenschappelijk onderzoek is een mening, zij het op basis van systematisch verkregen data. Daar is niets mis mee, omdat alle kennis begint bij een gedachte die wetenschap wordt door er systematisch onderzoek naar te doen. Fout gaat het als de kennis die daaruit resulteert niet kritisch wordt getoetst: welke vertekeningen kunnen er door biases in zijn geslopen? 

De onderzoekers die meewerkten aan het onderzoek verdienen grote waardering door het inkijkje dat zij hebben gegeven in het de praktijk van het wetenschappelijk bedrijf. Het is weinig waarschijnlijk dat hun praktijk verschilt van die in andere disciplines. 

bottom of page